Pieter Omtzicht & Renske Leijten hebben samen Helma Lodders en Azarkan zich het lot van slachtoffers uit het toeslagen-affaire aangetrokken. Waar is dit soort disfunctioneren door ontstaan? Blijkt dat in de basis de planmodellen die tot de toeslagen-affaire hebben geleid. In deze video geeft Pieter Omtzigt een lezing welke (ongewenste) uitwerkingen die modellen kunnen hebben wanneer deze niet getoetst worden in de praktijk.
Onze gehele samenleving is doordrenkt van modellen op basis waarvan organisatie hun beleid naar eigen inzicht/voordeel gaan inrichtingen.
Les 1. Zijn modellen ervoor om de werkelijkheid inzichtelijker te maken?
Modellen zijn een nuttig instrument om verbanden te leggen, duidelijk te krijgen hoe het een met het ander samenhangt. Hoe meer verbanden je ziet des te meer elementen er worden aangeboden om de werkelijkheid in model te krijgen. Zo werkt dat ook in de wetenschap, verbanden leggen. Echter in de wetenschap moet het ook als feit bewezen worden. Je toets het model in de praktijk en deze moet transparant en herhaalbaar. Zo kunnen andere wetenschappers deze theorie toetsen en de juistheid bevestigen of juist ontkennen. Dit is iets wat in de politiek ontbreekt, die uitsluitend de modeluitkomsten communiceren. De modellen worden niet of heel beperkt getoetst. Daarin is het model leidend, niet de praktijk.
Het DSM handboek is ook een gestandaardiseerd model waarin stoornissen van het menselijk lijden in staan beschreven. Echter ook bij het DSM handboek spelen allerlei belangen mee, waardoor vanaf DSM III een normvervaging is ontstaan. Het is hierdoor eenvoudiger geworden om aan de definities van een bepaalde stoornis te voldoen. Mede als gevolg van deze drempelverlaging voldoen cliënten ook eerder aan de definities van andere stoornissen. Behandelingen worden dan complexer en daarmee de zorg duurder.
Les 2. Moet het model leidend zijn voor (langdurig) beleid?
Politiek beleid gaat over (onvoorspelbaar) menselijk gedrag. Dat gedrag laat zich moeilijk, zo niet onmogelijk in een model stoppen. Vroeg of laat, zijn er mensen die het model naar hun hand kunnen zetten. Gevolg is dat het model een andere uitkomst krijgt dan waar het beleidsmatig voor was ingezet. Zolang er geen toetsing is komen onbedoelde effecten niet bovenwater.
Vanuit de psychiatrie is het aantal autisten en ADHD’ers redelijk stabiel gebleven. Hoewel het diagnosticeren voorbehouden is aan psychiaters zie je dat het benoemen van een stoornis ook tot erkenning van een stoornis kan leiden. Het is nog steeds zo dat 1 op 400 mannen autisme heeft en bij vrouwen 1 op 1600. Het onderwijs heeft een belang voor erkenning van stoornissen bij leerlingen. Door bezuinigingen, controledwang van overheid en het aantal taken voor docenten is de werkdruk enorm toegenomen. Om als docent met grotere aantallen leerlingen en toegenomen takenpakket normaal te kunnen functioneren zijn de eisen van de leerlingen ook uniformer geworden. Vanuit die uniforme leerling filosofie kan iedere afwijking als stoornis worden beschouwd. Immers, die drukke leerling die kan een stoorzender zijn in de klas en leerlingen die een aangepaste leerbehoefte hebben past ook niet in de definitie van die uniforme leerling. De ideale leerling zou van de lopende band uit de fabriek moeten komen en niet van mensen die zich voortplanten. Dat geeft een te grote diversiteit.
Het systeem werkt dan als volgt. De docent geeft in een gesprek met de ouders tegen welke problemen in het functioneren van de leerling aanloopt. Ouders zoeken een oplossing en wenden zich tot de huisarts die vervolgens medicijnen voorschrijft om het ongewenste effect te bestrijden of er komt een rugzakje van waaruit extra ondersteuning mee gefinancierd kan worden.
Stel je de vraag: Welke partijen word het best bediend bij dit model en welke partijen ondervind de schade hiervan? Maak dan de afweging of het model nog voldoende functioneel is voor een goed functionerende samenleving?
Les 3. Wat zou de toegevoegde waarde zijn van meer praktijktoetsing?
Er gaat veel geld om in het modelleren van de samenleving, zonder dat deze in de praktijk getoetst word. Hierdoor ontstaat er een papieren werkelijkheid. Wat zou de effecten kunnen zijn wanneer de financiering nadrukkelijker op toetsing in de praktijk op de modellen zijn? Zou er bijvoorbeeld uit kunnen komen dat bijvoorbeeld het aantal autisten en ADHD’ers in de praktijk veel minder zou zijn en er ook naar andere oplossingen gezocht zou moeten worden?
Het is niet ondenkbaar dat er een verschuiving zou kunnen plaatsvinden bijvoorbeeld van individueel naar een maatschappelijk probleem. Dus niet gelijk een psychiatrische stoornis op een leerling plakken maar hoe het gedrag geïntegreerd kan worden in het schoolsysteem. Je voorkomt dat het labelen leidt tot erkenning waarmee de leerling zijn onbevangenheid verliest en zijn zelfbeeld zich identificeert met het psychiatrische label. Hoe langer een leerling zijn onbevangenheid behoudt des te groter de maatschappelijke kansen er zijn.
Les 4. Werken wij voor de modellen of werken de modellen voor ons?
In het politieke beloningssysteem geldt voor iedere nieuwe ontstane industrie tak een pluspunt voor het BNP. Ook zo’n model die niet kijkt naar welke toegevoegde waarde die industrie heeft. Milieu vervuilen is ontzettend goed voor het BNP. Immers je maakt iets vuil en dat moet opgeruimd worden, voilà een nieuwe industrie. Geldt ook voor slechte arbeidsomstandigheden, ook goed voor het BNP. Alles wat meer omzet oplevert is goed voor het BNP. Maar in hoeverre is dat ook goed voor de samenleving? Bestraffen we hiermee politici die goede dingen willen doen voor de samenleving? Immers ze zijn slecht voor het BNP, dus is het goede doen (lijkt) een NO GO!
Het hebben van een psychiatrische stoornis is niet iets subtiels. Het gaat niet om een licht- maar zwaar disfunctioneren. Niet de symptomen bepalen of je een stoornis hebt, het is de ernst die de norm bepaald of het zwaar disfunctioneel is. Psychiatrische stoornissen gaat over menselijke variaties, die ergens in hun psychisch functioneren van iets teveel hebben. Dat 80% van de autisten man is, zegt ook iets over mannen in het algemeen. Bij vrouwen geldt dit bijvoorbeeld voor anorexia.
VRAGEN
- Welke rol spelen modellen in het toewijzen van een psychiatrische stoornis?
- Wie zijn de (grootste) belanghebbende bij het toekennen van labels bij leerlingen?
- Kunnen wij als mens zonder modellen?
- Hoe komt de diagnostiek bij de meeste leerlingen tot stand?
- Des te meer mensen die gediagnosticeerd word met psychiatrisch stoornis des te beter voor het BNP. Hoe kan dat en waar leidt dit toe?
- Psychiatrische gelabeld worden is goed voor het BNP (Bruto Nationaal Product), word je dan nog wel als mens gezien of meer als een product?
- Welke marge zit er in de rolmodellen tussen “normaal” en een “psychiatrische stoornis”?
Geef een reactie